Kunst in de klas
Recent heb ik een erg boeiend artikel onder ogen gekregen van Ineke van Hamersveld. Eindelijk worden er mensen wakker en ontstaan er boeiende discussies over kunst op school! Mocht je tijd en interesse hebben op dinsdag 30 september is er een discussiemiddag over dit onderwerp in de bibliotheek in Amsterdam. Onderstaand het artikel dat ik uiteraard graag wil delen.
Boekman 100
Kunst in en buiten de klas
Artistieke talentontwikkeling, een verbrokkeld landschap
Redactioneel Boekman 100
Ineke van Hamersveld
Creativiteit is de nieuwe grondstof voor succes. De maatschappelijke en economische behoefte aan innovatieve, creatieve denkers en doeners die flexibel kunnen inspelen op de snelle veranderingsprocessen van de 21ste eeuw, is groot. Kunstbeoefening speelt daarin een cruciale rol;
zij stimuleert vaardigheden als improvisatievermogen, samenwerken, digitale geletterdheid, een kritische houding, zoeken naar onverwachte invalshoeken en nieuwe oplossingen. Niet voor niets is talentontwikkeling een buzzword dat overal opduikt en als onderwerp hoog op de agenda van culturele instellingen, het kunstonderwijs en het ministerie van OCW staat.
Wat is talent eigenlijk? Het is een kiem, iets wat in potentie aanwezig is en tot ontwikkeling kan worden gebracht. Afhankelijk van de nieuwe dingen die wij leren, ontwikkelt het brein zich fysiek mee. Dat nieuwe kan van alles zijn, van schrijven en fotograferen tot ontwerpen en saxofoon spelen.
Hoe en waar wordt de kunstzinnige kiem tot bloei gebracht, is vervolgens de vraag. Dat gebeurt in de klas, maar meer nog daarbuiten. Het is al jaren bekend dat de eerste hobbel genomen moet worden in het basisonderwijs. Wat kinderen daar leren bij kunstzinnige oriëntatie, is zo minimaal dat zij in het voortgezet onderwijs, de kunst- minnende scholen niet te na gesproken, bijna opnieuw moeten beginnen. Dat komt doordat de projecten vaak incidenteel en eenmalig zijn, geen samenhang vertonen en er daardoor van een doorlopende leerlijn nauwelijks sprake is. Kunstzinnige oriëntatie heeft, mede als gevolg van de vele prioriteiten en daardoor grote nadruk op reken- en taalvaardigheden, een ondergeschoven positie, ook inhoudelijk. Op nogal wat scholen gaat het om knutselen op de vrijdagmiddag, wat niet per se aansluit op de belangstelling en capaciteiten van leerlingen. Scholen die samen met culturele instellingen het kersverse Leerplankader kunst- zinnige oriëntatie gaan gebruiken – zij zijn wettelijk nergens toe verplicht – kunnen verandering brengen in deze situatie. In het leerplan staan het creatieve proces en doorlopende leerlijnen centraal.
Op de middelbare school – havo, vwo en vmbo – zijn de kunstvakken al langer verankerd, maar de wijze waarop dat gebeurt, verschilt per instelling. Want net als basisscholen hebben ook middelbare scholen een grote autonomie. Het contrast in de manier waarop het kunstonderwijs er vorm krijgt, is dan ook enorm: er zijn scholen met een minimaal of juist uitgebreid pakket in de onder- en bovenbouw. Ongeveer 25 procent van de leerlingen van havo of vwo kiest een kunst- vak als examenvak, maar heeft daarna grote moeite om toegelaten te worden tot het kunst- vakonderwijs, vooral in de beeldende vakken. Coördinatoren en docenten op de voortrajecten van die kunstvakopleidingen weten waar dat aan ligt. De leerlingen tekenen schools, kijken niet goed, werken nauwelijks procesmatig
en zijn met weinig materialen bekend. Op de middelbare school gaan de opdrachten vergezeld van instructies hoe ze die opdrachten moeten uitvoeren. Op een vooropleiding moe- ten zij zelf ideeën aandragen, initiatief nemen. De kunstvakopleidingen willen studenten met een onderzoekende werkhouding, experimenteerdrift, lef, nieuwsgierigheid, motivatie, en het vermogen ideeën om te zet- ten in beelden. Dat zit allemaal niet ingebakken in het stramien van de middelbare school. Het kunstonderwijs op de middelbare scholen is, de Cultuurprofiel- en andere kunstlievende scholen daargelaten, dan ook de tweede hobbel in het traject naar een beroepsopleiding.
Er is een cultuuromslag nodig die hier en daar al gaande is: een andere visie op onder- wijs, zoals de digitale knutselkamer het Fablab laat zien, waarin creativiteit, techniek en ondernemerschap samenkomen. Het raam- werk voor talentontwikkeling van de Universiteit Twente brengt de vaardigheden, houdingen, motivatie en het zelfbeeld van kinderen in kaart en biedt daarmee scholen een stevig handvat. Het zijn beide vormen van creatief, onderzoekend en ontwerpend leren die nauw aansluiten bij de 21ste-eeuwse vaardigheden, en de eisen van het kunstvakonderwijs. Een nieuwe onderwijsvisie vraagt om vakbekwame en pedagogisch vaardige docenten die op een alternatieve wijze met hun lesstof omgaan en anders toetsen. Dit veronderstelt dat leraren anders moeten worden opgeleid, op de pabo, universiteit en lerarenopleidingen. Aan de Minerva Academie vormt de docentenopleiding Beeldende kunst en vormgeving daarom een speerpunt in het onderwijsaanbod.
Wie eenmaal een kunstopleiding heeft doorlopen, staat voor een nieuwe opgave: het opdoen van werkervaring. Toenmalig staats- secretaris voor Cultuur Halbe Zijlstra legde de verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling van theatermakers bij de negen theater- instellingen in de basisinfrastructuur (BIS). De meeste jonge talenten van BIS-gezel- schappen komen anno 2014 echter niet direct van school. Een groot probleem is dat zij in het format van een gezelschap moeten passen. De Junior Company slaat een brug tussen de professionele dansopleiding (de Nationale Balletacademie) en de beroepspraktijk van een gezelschap. Jonge dansers kunnen hier na hun hbo-opleiding gedurende twee jaar ervaring opdoen. Het veld van de buitenschoolse kunstbeoefening is zeker zo omvangrijk en minstens zo onoverzichtelijk als het binnen- schoolse. Dit is bijvoorbeeld het domein van de talloze talentenjachten in alle kunst- disciplines en in alle windstreken van het land en op televisie, van brede scholen met hun kinder- en naschoolse opvang en activiteiten voor ouders en buurtbewoners, centra voor de kunsten, privé docenten en commerciële initiatieven, en niet te vergeten inter- net. Minstens 1,65 miljoen jongeren tussen
de 6 en 20 jaar worden hier in hun vrije tijd bediend. Dat betekent dat naast de overheden, de publieke cultuurfondsen en het onderwijs, ontelbaar veel culturele instellingen en particulieren betrokken zijn bij artistieke talentontwikkeling, een verbrokkeld maar zich dynamisch ontwikkelend landschap. Hierin tekent zich een tendens tot specialisatie af, van scholen en instellingen die talentontwikkeling tot speerpunt maken. Een integrale overheidsvisie zou hierbij een belangrijke stimulans kunnen zijn
Wauw dat zou toch een fantastische ontwikkeling zijn!